(132
JAAR MULTICULTURELE SAMENLEVING IN
SURINAME)
Het eerste zeilschip "LALLA ROOKH" met de
Hindoes uit India aanboord voer op 4 juni
1873 de Surinaamse wateren binnen. Op 5 juni
1873 zetten de eerste Hindoes voet op
Surinaamse bodem. De omgeving was vreemd voor
hen en de leefomstandigheden totaal anders.
Taal, omgangsvormen, eetgewoonten, het
voedsel dat voor handen was, bleken totaal te
verschillen van wat zij gewend waren. Het
werk waarvoor ze naar Suriname waren gehaald
viel tegen. De manier waarop ze gewend waren
invulling te geven aan hun godsdienstige
beleving, bleek niet zo goed mogelijk. Er
waren geen Mandir, geen bekende religieuze
voorgangers, onvoldoende Heilige Geschriften
en voorwerpen die bij de religieuze
ceremonieën werden gebruikt. Dit was het
vertrekpunt. Van hieruit en hiermee moesten
de Hindoes in eerste instantie zich zien te
redden. En men besloot te vechten voor een
toekomst voor zich en hun nageslacht. Hard
werken, volharding en een mentaliteit om te
overwinnen, waren hun drijfveren geworden. Ze
besloten om de vele hindernissen,
tegenslagen, wettelijke maatregelen die het
leven negatief beïnvloedden, te
trotseren en maakten een vuist tegen deze
ongemakken en tegenslagen. Ze begonnen
gezamenlijk op te trekken, op te treden en
elkaar te ondersteunen, te helpen en extra
zorg te besteden aan de jongeren, zieken,
ouderen en zwakkeren uit hun groep. Zo werd
het leven wat dragelijker voor hen, ondanks
de slechte bejegeningen van de plantage
directeuren en plantage eigenaren, die hen
meer zagen als de KOELIES dan als arbeiders.
Het woord '' koelie '' betekent: lastdrager,
werker in huurloon, slaaf, knecht. Geen
vleiende naam voor mensen die 12 of meer uren
per dag onder zeer erbarmelijke
omstandigheden lichamelijk zwaar werk moesten
verrichten! Het woord Koelie ervoeren en
ervaren de Hindoes daarom als zeer krenkend
en vernederend. Te meer omdat de blanken en
ook de vrijgeworden slaven en anderen de term
ook daadwerkelijk in die hoedanigheid
gebruikten en neerkeken op de Hindoes. Zelfs
de mensen die tot voor kort nog als slaaf hun
leven hadden doorgebracht maakten zich op
grote schaal schuldig aan deze praktijk van
minachting voor de Hindoes. Niettegenstaande
de grote ontgoocheling van de pas in Suriname
aangekomen Hindoes en de andere vele
vernederingen en frustraties, waardoor
veelvuldig zelfmoorden werden gepleegd, bleef
de meerderheid vechten tegen al deze
tegenslagen en tegenwerkingen van diverse
zijden.
Rassendiscriminatie
en concurrentiestrijd.
De Hindoes zetten zich volledig in om de
grote achterstand op welhaast alle gebieden
van het maatschappelijke leven geleidelijk in
te halen. Het werd hun passie. Bloed, zweet,
tranen en het opzij zetten van het eigen
geluk, waren de wapens, waarmee werd
gevochten tegen de achterstand en
achterstelling. Hun grote ondernemingsgeest
en aspiraties begonnen geleidelijk aan
vruchten af te werpen. Direct na hun
contractperiode vestigden zij zich als
zelfstandige landbouwers op de stukjes
landbouwgrond die hen ter beschikking werd
gesteld door de regering. In hun contract van
vijf jaar was opgenomen dat zij na het einde
van hun contract een stuk landbouwgrond en
honderd gulden zouden krijgen van de
overheid. De landbouwgronden waren gewoon
oerbos die zij zelf op eigen kracht met eigen
lichamelijke inspanning moesten zien te
ontginnen om die voor de landbouw geschikt te
maken. Ook moest men zelf zorgdragen voor de
irrigatie van het water. De gereedschappen
die ze ter beschikking hadden voor het
ontbossen, en het geschikt maken van de
gronden bestonden uit een soort grote kapmes
(houwer), een delfschop en een tjap (een
combinatie van een soort delfschop en
tuingereedschap om onkruid mee te
verwijderen). Het grootste deel van het werk
moest dus komen van lichamelijke
krachtsinspanning van man, vrouw en eventueel
zeer jonge kinderen. Stukje bij beetje kwam
de productie van landbouwgewassen als rijst
en groenten op gang. Een huis was er nog
niet, de eerste jaren waren het hutten van
boomstammen en dakbedekking van palmbladeren
die onderdak verschaften. Na jaren van sparen
uit de geringe opbrengsten uit de verkoop van
de landbouwproducten, konden enkelen een
begin maken met de bouw van een zeer
eenvoudige woning. Ze hadden al snel door dat
de vrijgeworden slaven de lagere banen op de
kantoren, winkels en vrije beroepen gingen
bezetten doordat zij in de Nederlandse taal
konden communiceren. Het was dus een harde
noodzaak om ook hun kinderen naar school te
sturen. Maar ze wisten ook dat de kinderen
heel hard nodig waren op de kostgronden om
met het hele gezin samen voldoende inkomsten
te kunnen verwerven. Om zelfs een sober leven
te kunnen leiden was dit een harde noodzaak.
Toch kozen de ouders voor de toekomst van hun
kinderen. Ze beseften heel goed dat zij als
ouders nog meer en nog zwaardere offers
zouden moeten brengen om de weg vrij te maken
voor een betere toekomst voor hun kinderen.
Ze besloten hun kinderen naar de school te
sturen. De kinderen moesten kilometers te
voet op zeer slechte, modderige paden lopen
om zo enig onderwijs te krijgen. Het was niet
meer dan het leren van de meest elementaire
begrippen van de vakken taal, rekenen enz.
Maar hiermee was de trend gezet. En niet lang
hierna werden de eerste leerlingen van de
tweede generatie ingeschreven op de scholen
in Paramaribo. Dit gaf hen de mogelijkheid om
daarna door te stromen naar het voortgezet
onderwijs. Dit was alleen mogelijk in de
hoofdstad Paramaribo! Aangezien de Hindoes
voor haast 100 % als landbouwers waren
begonnen, woonden zij ver weg van de
hoofdstad Paramaribo. En het bezoeken van de
school ver weg in Paramaribo was alleen
mogelijk als zij huisvesting voor hun
kinderen konden vinden in Paramaribo.
Daarnaast moesten zij de kosten van huur,
voeding en verzorging en andere kosten
eveneens op zich nemen. De kinderen kwamen in
een vreemde omgeving, waar of Nederlands of
Negerengels werd gesproken, terwijl zij thuis
alleen maar Hindoestaans (Sarnamie) spraken.
Dat was eerst een extra probleem voor de
kinderen. Alleen een heel kleine groep
Hindoes was in staat -en dan ook nog met veel
inspanning- om de hoge kosten op te brengen
om hun kinderen goed onderwijs te kunnen
laten volgen ver weg van huis. De kinderen
beseften wat voor offers hun ouders voor hen
brachten. Zij deden zeer goed hun best op
school.
En zo brak
het moment aan dat de eerste Hindoe
leerlingen hun vierde rangs diploma
behaalden! Voor leerkrachten was dat de
laagste in rang, maar voldoende voor de
Hindoes om hierdoor verder geïnspireerd
te raken. De Nederlandse en creoolse
(vrijgeworden slaven) groepen, die al die
tijd een politiek hadden gevoerd van
uitsluiting van de Hindoes, hebben nog lang
getracht om de opmars van de Hindoes op zijn
minst te traineren. Voor de creoolse groep
speelde nog meer. Zij werden als de grootste
groep en de groep die op alle gebieden een
voorsprong hadden, plotseling geconfronteerd
met een andere groep. Deze groep begon zich
langzaam te presenteren op de scholen en ook
op de arbeidsmarkt (winkels, kantoren). Dit
werd door die groep als minder prettig
ervaren en men begon door hun betere positie
op de arbeidsmarkt en op de overheidskantoren
bij het aannemen van Hindoes zeer selectief
aan het werk te gaan zodat zij hun
bevoorrechte positie konden blijven behouden.
Ook het stelselmatig en doelbewust spreken
van de KOELIES droeg er niet toe bij om een
toenadering te bewerkstelligen tussen de twee
groepen. De economische situatie begon ook
meer en meer een rol te spelen. De
ondernemingsgeest, de spaarzaamheid en de
drang naar een betere positie in de
samenleving motiveerden de Hindoes steeds
meer om de ingeslagen weg van hun ouders te
blijven volgen. Op het gebied van onderwijs
was de drempelvrees overwonnen en al gauw was
naast de intrede in het onderwijs als
leerkracht ook de eerste Hindoe geslaagd als
jurist (advocaat). Enige tijd later gevolgd
door de eerste medicus enz. En deze
ontwikkeling was een zodanige stimulans dat
thans de Hindoe in geen enkel opzicht de
mindere is van welke andere bevolkingsgroep
dan ook bij het leveren van academici,
doktoren, juristen, rechters, notarissen,
leerkrachten, ambtenaren voor de ministeries,
technici en gekwalificeerd, deskundig
personeel op alle denkbare terreinen. En
daarnaast nemen zij ook in de landbouw,
handel, transport een bijzondere positie in.
En ook op het politieke vlak is hun invloed
en betrokkenheid van dien aard dat geen
enkele partij een regering zal willen vormen
zonder de Hindoes te betrekken in het
staatsbestel. De eerste bekende Hindoe
Politieke Partij heette de Verenigde
Hindoestaanse Partij (VHP) onder leiding van
de zeer bekende VHP leider jurist en
parlementslid Jaggernath Lachman. Hij heeft
gedurende vele regeringsperioden de functie
van parlements-voorzitter bekleed en werd in
die hoedanigheid ook door de niet-Hindoes
gerespecteerd. De Verenigde Hindoestaanse
Partij (VHP) en de Hindoe religieuze
organisaties hebben doelbewust een politiek
van verbroedering tussen alle
bevolkingsgroepen als leidraad gekozen en
uitgedragen. Hun boodschap aan de Hindoes en
via de Hindoes aan de totale Surinaamse
bevolking was te streven naar ''eenheid in
verscheidenheid''. Individueel is een ieder
vrij om te geloven wat hij wil, te gaan en te
staan waar hij wil. Maar als burger van het
land moeten alle burgers met elkaar in
harmonie leven en met zijn allen gezamenlijk
werken aan de ontwikkeling van land en volk.
Ook de leiders van de diverse religieuze
stromingen binnen het Hindoeïsme
hanteren dit overlegmodel en propageren de
toenadering tot elkaar, respect voor en
acceptatie van andersdenkenden en anders
gelovenden. Ook zij propageren de eenheid
tussen de diverse bevolkingsgroepen met als
leuze: Eenheid in verscheidenheid en het
vreedzaam naast elkaar en met elkaar
leven.
Het is een
bijzondere prestatie van de Surinaamse
bevolking om komend uit zovele landen met
ieder een eigen taal, cultuur en godsdienst,
in Suriname een multiculturele samenleving
tot stand te brengen. Ondanks wrevels,
verschillen in opvatting, achterdochten over
en weer en onderlinge wedijver, leeft de
bevolking toch vredig met elkaar, letterlijk
en figuurlijk naast elkaar en steeds meer ook
met elkaar. Dit is zeer zeker een grote
verdienste van de politieke, religieuze
leiders, de religieuze voorgangers (pandits).
Zij bleven steeds hameren op de Hindoe
filosofie van verbroedering, verdraagzaamheid
en liefde voor anderen. Uiteraard is dit ook
de verdienste van de andere politieke leiders
die op hun manier hierop (noodgedwongen)
moesten anticiperen. Voor de Hindoes die
thans in Suriname wonen en wiens voorouders
uit India als contractarbeiders naar Suriname
zijn gehaald, is Suriname niet alleen hun
geboorteland, maar ook het land waarvoor ze
zich volledig willen inzetten. In deze
periode van 132 jaar hebben ze zich
ontwikkeld tot volwaardige en
verantwoordelijke Burgers van Suriname.
Burgers die ook wat te bieden hebben uit hun
eigen cultuur en godsdienst. Dit wordt steeds
meer geaccepteerd of gedoogd door de andere
groepen. Omgekeerd wordt door de Hindoes de
andere culturen en godsdiensten
gerespecteerd. En na 102 jaar Hindoeïsme
in Suriname vond er weer een soort migratie
plaats van Hindoes uit Suriname. Nu waren de
rollen iets anders. Nederland had Hindoes uit
India naar Suriname gehaald voor arbeid op de
Nederlandse plantages in Suriname. De
nakomelingen van die Hindoes verkozen in 1975
in groten getale om naar Nederland te
verhuizen. Nu niet als Indiase contract
arbeider. Nu kwamen zij als Hindoes met een
Nederlands paspoort, dus als Nederlanders
naar Nederland. Laten wij nu nagaan hoe de
Hindoes het in Nederland doen.