Een
vrijwel identiek initiatief werd in Rotterdam
door pandit S. Bansidhar, voorzitter van
Stichting Jaagritie, tijdens een verkennend
gesprek voorgelegd aan enige pandits van de
Sanatan Dharma en de Aarya Samaadj. Helaas
waren zij niet bereid om dit initiatief te
ondersteunen. Tegenstellingen onderling
tussen de diverse geloofstromingen bleek een
groot obstakel te vormen om de voorgestelde
samenwerking tot stand te kunnen brengen.
Alleen de bestuursleden van Stichting
Jaagritie en enkele andere personen waren
enthousiast en ook bereid om dit initiatief
tenvolle te ondersteunen. Door deze tegenslag
moesten de initiatieven en de te volgen
strategie worden heroverwogen. Ondanks de
non-coöperatie werd besloten om het
initiatief voort te zetten. Alle
bestuursleden van Stichting Jaagritie wilden
dit initiatief nu met een nog grotere inzet
laten slagen. Daarnaast waren enkele personen
op persoonlijke titel bereid om de oprichting
van een Hindoe basisschool te helpen
verwezenlijken. Ik acht het mijn plicht om
middels het vermelden van de namen hieronder,
deze personen te danken voor hun inzet, voor
hun ondersteuning, voor de offers die ze
hebben gebracht om de totstandkoming van de
Hindoe basisschool Shri Saraswatie mogelijk
te maken.
Mijn
persoon (pandit S. Bansidhar) als de
voorzitter van Stichting Jaagritie en
initiatiefnemer voor de oprichting van de
school. Bestuursleden van stichting Jaagritie
en tevens ondersteuners van het initiatief
waren: wijlen de heer J. Dewkie, de heer
pandit R. Mahatam, de heer G. Ramdjielal, de
heer L. Sadhoe, de heer J. Harnam, de heer J.
Kalicharan, de heer R. P. Ramadhin. De heer
R. Nieddha op persoonlijke titel (voorzitter
van stichting Satsang Ramayan Samaadj), de
heer Kamaansing op persoonlijke titel
(bestuurslid van de Vaidiek Sanghatan Jyotie)
en wijlen de heer Sardhanand
Malhoe.
Er werd een
plan van aanpak gemaakt. pandit S. Bansidhar
trad op als woordvoerder en coördinator.
En de heer G. Ramdjielal ondersteunde hem op
zeer goede manier bij de gesprekken met de
gemeente Rotterdam. De leden begonnen een
huis aan huis voorlichtingscampagne. Ouders
werden gevraagd hun kinderen in te schrijven
op de nog op te richten school. In eerste
instantie waren de reacties van ouders
overwegend positief. Maar de gesprekken met
Gemeente Rotterdam vertoonden veel gelijkenis
met die van Den Haag. Ook hier was men zeer
terughoudend. Volgens de gemeente zou dit de
integratie in de weg staan. De aanvragers van
de vergunning benadrukten dat integratie ook
inhoudt dat de Nederlandse samenleving
kennismaakt met de normen en waarden van
mensen met een ander godsdienst en cultuur.
Er werd op gewezen dat op de openbare en
bijzondere scholen totaal geen aandacht wordt
besteed aan de Hindoe cultuur, religie, taal
enz. De duizenden christelijke en
moslimscholen hebben er geen belang bij om
dat te doen. Geen enkele andere school heeft
er enige behoefte aan om de Hindoe kinderen
de Hindoe taal, het Hindi, te leren of hen
iets te vertellen en te laten beleven van hun
eigen godsdienst en cultuur. De Hindoe ouders
zouden gaarne zien dat dit wel gebeurde. Maar
ze moesten constateren dat de scholen hun
kinderen op geen enkele manier zouden
stimuleren om de eigen culturele, religieuze
identiteit te leren kennen. De aanvragers van
de vergunning wezen er ook op dat dit even
noodzakelijk was als bij de islamitische
groepen. Voor deze groep werd door de
regering gezorgd door het mogelijk maken en
subsidiëren van het Onderwijs in Eigen
Taal en Cultuur (OETC). Als de overheid de
Hindoe basisschool niet wilde
subsidiëren dan was het toch zeer
redelijk dat de Hindoes ten minste in de
gelegenheid werden gesteld dat de gemeente de
gevraagde vergunning verleende voor de
oprichting van de eigen Hindoe basisschool,
zodat zonder subsidie van de overheid
aandacht kon worden besteed aan eigen taal,
godsdienst en cultuur, naast gedegen
onderwijs volgens de in Nederland geldende
normen.
Gewezen
werd op het feit dat de kinderen die een
stevige basisvorming in eigen kring achter de
rug hebben, veel makkelijker in staat zijn om
op basis van gelijkwaardigheid verder met
anderen deel te nemen aan het vervolg
onderwijs. Ook de onrust en onvrede over de
stagnerende doorstroom van de kinderen naar
hogere vormen van onderwijs was een punt van
bijzondere zorg. Dit was weer een ander
argument en aanleiding voor de poging tot
oprichting van de Hindoe basisschool! Juist
hier speelt de basisschool een fundamentele
rol. Hier wordt de basis gelegd voor een
stevig fundament voor goed onderwijs. En goed
onderwijs is een belangrijke voorwaarde voor
de emancipatie en de integratie. Goed
onderwijs wordt het pas als het is aangepast
aan de onderwijsbehoeften en mogelijkheden
van de leerling. En op de basisschool wordt
zeker ook de basis gelegd voor een
evenwichtige lichamelijke-, geestelijke-,
maatschappelijke en intellectuele
ontwikkeling van het kind. Op de basisschool
moeten de achterstanden worden weggewerkt
zodat bij de intrede van het voortgezet
onderwijs de leerling volledig en goed kan
meedraaien met de anderen.
De praktijk had
al geleerd dat veel kinderen die de
capaciteit hadden om onderwijs op HAVO,
Lyceum niveau te volgen, werden doorverwezen
naar het LBO, speciaal onderwijs of bij wijze
van uitzondering enkelen naar de MAVO. De
taalvaardigheid van veel kinderen was goed
doch onvoldoende om zaken die zij wel
begrepen en de stof die zij wel beheersten,
helemaal juist te verwoorden. En de
leerkracht miste de kennis en vaardigheden om
de uitingen van het kind juist te
interpreteren.
Juist hier
lag dus de kracht van de eigen Hindoe school.
De leerkrachten uit eigen kring waren bekend
met de regels en methodieken van het
onderwijs op de Nederlandse scholen en waren
ook in staat om de belevingswereld en de taal
van de leerlingen te begrijpen. Ze konden als
geen ander de leerlingen goed vertrouwd maken
met de eigen cultuur, religie en Hindoe
identiteit. En deze brede basis van Hindoe
normen, waarden, religie en goed onderwijs op
de basisschool, geven het kind de
mogelijkheid om met vertrouwen in eigen
kunnen op voet van gelijkwaardigheid het
voortgezet onderwijs te volgen. Het kind is
dan zodanig gevormd dat het in staat is om
met behoud van eigen culturele waarden deel
te nemen aan het proces van de integratie en
de participatie in de samenleving. Zijn
Hindoe cultuur stelt hem nu in staat om samen
met anderen te leven en te werken, de zorg
van anderen op zich te nemen enz. Al deze
argumenten, de volharding van de aanvragers
en het feit dat de Grondwet de mogelijkheid
bood om de Hindoe school op te richten leidde
er toe dat de gemeente Rotterdam uiteindelijk
instemde met ons verzoek. In deze slotfase
van de onderhandelingen hebben de heren
Rajaram Tewarie en Kartaram van Stichting
Hindoe Onderwijs in Den Haag ook adviserende
ondersteuning verleend. Zij konden ook de
positieve ervaringen van de scholen in Den
Haag en Amsterdam aanvoeren om ons verzoek
verder te ondersteunen.