4.3       Maar Bestaat God?

Godsbewijzen genoeg!
Blind geloof is nergens voor nodig. Godsbewijzen helpen de logici een handje. De Veda leert: 'Religie zonder filosofie is sentiment, of soms zelfs fanatisme en filosofie zonder religie is theoretische speculatie'. Godsbewustzijn is een zuiver op God gerichte wetenschap en heeft daarom niets met beide classificaties te maken. De Vedische logica (nyaay) kent vele godsbewijzen, waarvan de 4 voornaamste hieronder wordt beschreven.

1 A   Horloge en horlogemaker - het teleologisch godsbewijs

Achter ieder horloge zit een horlogemaker. Dit geldt eveneens voor alle andere menselijke uitvindingen. Maar ook de bloemen, de dieren en het zonnestelsel geven ons tal van aanwijzingen voor het bestaan van een Super-Horlogemaker. Zoals een schilder zijn intelligentie nodig heeft om een bloem te schilderen, zo is er ook intelligentie nodig voor het maken van de echte bloem. Het teleologisch godsbewijs stelt dat God de schepper van de materiële en spirituele wereld is. (Van Dale woordenboek: Teleologie: leer dat de schepping - bij uitbreiding: elk verschijnsel - op één doel is gericht, leer van de immanente finaliteit).

Scheppingskracht wijst op een persoon die energieën bestuurt, orde schept, atomen rangschikt en op hun plaats houdt, en die de melkwegen en planetenstelsels doet zweven. God is een persoon: niet alleen omdat Hij schept, maar ook omdat Hij leeft, denkt, voelt, wil, bemint, muziek speelt en Zich anderzijds kostelijk vermaakt net als een persoon in deze wereld, maar Zijn activiteiten van vermaak zijn transcendentaal.

B   De oorzaakloze oorzaak - het kosmologisch godsbewijs (ayodjan en dhrti) of beweging en instandhouding

U heeft een vader. Uw vader heeft een vader, die had weer een vader. De vader die Zelf geen vader nodig heeft gehad om te bestaan, die allereerste Vader heet God. Dit is de essentie van het kosmologisch godsbewijs: het bewijst het bestaan van een eerste oorzaak (een Persoon) van de verschillende reeksen van oorzaken en gevolgen. Activiteit en beweging hebben een uiteindelijke oorzaak, die op zichzelf staat en onafhankelijk is. Buiten het geheel van activiteit en beweging moet iets bestaan dat in rust is en dat zelf niet veroorzaakt is. Dit principe heeft betrekking op de activiteiten in de lichamen van de ziel en ook op de beweging en omwenteling van het heelal. En dat is dan God.

Er moet iets zijn wat onbeweeglijk is waartegen het bewegende lichaam zich kan afzetten om in beweging te komen. Zou dit onbeweeglijke altijd meegeven - bijvoorbeeld bij muizen die door fijn zand proberen te lopen of een berg graan trachten te beklimmen - dan zou niets vooruit kunnen komen en zou er bijvoorbeeld geen sprake kunnen zijn van lopen als de aarde niet op haar plaats bleef. Op dezelfde manier zou er ook geen sprake kunnen zijn van vliegen of zwemmen als de lucht of de zee geen tegendruk zouden uitoefenen. Maar in al deze gevallen is het zo dat het element dat tegendruk uitoefent en het wezen dat beweegt noodzakelijkerwijs van elkaar moeten verschillen. Met andere woorden, het onbeweeglijke element mag geen deel uitmaken van dat wat beweegt, anders zal dit laatste niet in beweging komen.

Dat wat de materie in beweging zet mag geen deel uitmaken van of zich bevinden in de materie. Wie zich niet in een boot bevindt, kan deze boot gemakkelijk in beweging brengen wanneer hij haar een duw geeft door de vaarboom tegen de mast of een ander onderdeel aan te zetten. Maar iemand die zich in de boot zelf bevindt en hetzelfde probeert te doen, krijgt de boot niet in beweging. Geen Vayu of Indra krijgt dit gedaan zolang hij van binnenin de boot blaast. (Zoals ze inderdaad op schilderijen zijn afgebeeld, de adem uit zichzelf stotend, of waarin ze een energie op een andere manier wegslingeren of wegduwen - in werkelijkheid doen ze dit door hun siddhi's, hun mystieke krachten). Als Vayu een stofwolk in de lucht houdt, dan kan hij niet op die stofwolk steunen. Op dezelfde manier staat de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods, die de materiële atomen in een heel klein gebied van de onmetelijke spirituele hemel op hun plaats houdt, ook buiten de materiële dimensie.

De eerste oorzaak is dus een persoon. Elke andere eerste oorzaak is onmogelijk, zoals bijvoorbeeld de Big Bang, of de Leegte of Het Absolute Licht, die nooit orde kunnen scheppen.

Bhagwaan betekent de hoogste persoon. Net zoals in een leslokaal, te midden van studenten, de leraar de hoogste persoon is. Op dezelfde manier is er in een staat een hoogste persoon, de president of de premier. Zo zul je overal een hoogste persoon aantreffen. Zonder een hoogste, orders gevend persoon, kan er niets bestuurd worden. Dit is een eeuwig en onvermijdelijk gegeven

2 Het bewijs van het vedische woord (Veda-vakya)

De kennis van de Veda is perfect. De Veda moet een onfeilbare oorzaak hebben. Gewone stervelingen hebben slechts beperkte kennis, autoriteit en macht en kunnen de Veda's niet hebben gemaakt. De Volmaakte auteur van de Veda is God.

3 Het ontologische bewijs

(Van Dale woordenboek: ontologie: leer van de algemene eigenschappen der dingen, leer van de onderwerpen van het menselijk denkvermogen). Woorden dienen als naam voor of verwijzen naar iets bestaands. In de gevallen van een vierkante cirkel of een bloem in de lucht groeiend of een paard met vleugels geldt dat de componenten in ieder geval bestaan. Er zijn vierkante dingen en er zijn cirkels, er is de lucht en er zijn bloemen, er zijn paarden en er zijn vleugels. Zo ook verwijst het woord God naar de volmaakt Goede, de Grote of Grootse of Grootste, de schepper, instandhouder en vernietiger (in het Engels: God or G-o-d: Generator, Operator, Destroyer), de Lichtstralende buiten de duisternis van de materie, de Aanbiddelijke.

4 Het morele bewijs (karma)

Er moet een God zijn omdat er een wet is van karma, aktie en reaktie: Het genot of lijden van de reacties van een activiteit komt van de karmi, degene die de activiteit doet en niet ergens anders. Er moet een moreel kosmisch bestuur zijn.

 

 Nu, wat leren de Vedanta sutra's en de Upanishaden?

Het boek de Vedanta-sutra, de samenvatting van alle Veda's, de tijdloze wijsheid van India, begint met het vers: "athato brahma jijnasa", dat wil zeggen een mens moet zich afvragen: "waarom is alles er, waarom is het zoals het is?"

Het bestaan is een mysterie. Het is er. Niet-zijn kan niet, je kan geen plaats vinden waar "niets" is. "Niets" bestaat niet. Waarom is het dan zo? Is dit de best mogelijke wereld? We verwachten en willen perfectie. Wat is perfectie? Sat-chit-anand: eeuwigheid, kennis en gelukzaligheid en
Aisvaryaya samagrasya viryasya yasasah
sriya jnana-vairagyayas caiva sannam bhaga itingana
"De Allerhoogste Persoonlijkheid die alle rijkdom, alle kracht, alle roem, alle schoonheid, alle kennis en alle onthechting bezit, wordt Bhagwaan genoemd."

We willen liefdesuitwisselingen met iemand die volmaakt is, in een paradijselijke wereld. Is er perfectie? Ja.
Hoe weten we dat? Volmaaktheid zien we niet in deze wereld. Heer Boeddha zei: "Het leven is alleen maar lijden".Deze wereld is het ondermaanse tranendal, leert de westerse religie. In de Shrimad Bhagwat Gieta, hoofdstuk 8, vers 15 lezen we:
duhkhâlayam asâsvatam (deze tijdelijke wereld is vol ellende) en in hoofdstuk 9, vers 33: anityam asukham lokam (deze ellendige wereld)
De Smritie leert:
srsthi-sthiti-pralaya-sadhana-saktir eka
chayeva yasya bhuvanani bibharti doerga
icchanurupam api yasya ca cestate ca
Vertaling:
Deze materiële wereld is als een gevangenis. Het materiële lichaam is als een kerker voor de spirituele ziel.

 Omdat we buiten gevangenissen en kerkers altijd een betere wereld vinden kunnen we de vraag; "is er perfectie"?, (zie boven), met ja, beantwoorden, maar volmaaktheid vinden we niet in de materie. Buiten de materiële kosmos is de wereld van Shri Shri Laksmi Narayan.

 

15 jaar Hindoe basisschool Shri Saraswatie