Verklarende
woordenlijst
A
Aachamani: Water wordt aangereikt om de mond
te zuiveren, met water gespiritualiseerd met
Gods naam.
Aadie: De oorspronkelijke.
Aadie Kawie: De oorspronkelijke
schrijver/dichter.
Aap ko haardiek badhaai hó: U wordt
van harte gefeliciteerd.
Aap ko shoebh kaamanaa prakat karta hoen: Ik
bied U mijn beste wensen aan.
Aasan: 1) Het aanbieden van een
zitplaats.
2)
Zetel.
Aasan privartan: Het verwisselen van de
zitplaats van bruid en bruidegom tijdens
de huwelijksceremonie.
Aashram: 1) Onderwijsinstelling onder leiding
van een guru.
2) De
vier levensfasen namelijk Brahmacharya,
Grihast, Waanprast en
Sanyaas. Aashramstelsel: Indeling van het
leven in vier levensfasen, zie Aashram.
Aartie: 1) Lofzang voor God, waarbij met een
diya in een thali (platte bord) wordt
gedraaid rond de beelden.
2)
Het vereren van God met diya's (lampjes),
wierook, bloemen, water.
Aarya: 1) Een nobel, weldenkend mens, een
verheven persoon.
2)
Een Gods bewust persoon.
Aaryavart (letterlijk: daar waar de mensen in
woord en beeld verheven waren): Oude benaming
van India.
Acintya: Onbegrijpelijk, onvoorstelbaar.
Achaarya (letterlijk: hij die onderricht door
het voorbeeld te geven): Leermeester,
spiritueel leraar
Achutha: Onreinheid van mensen.
Acintya-dvait-advaita-waad: de waarheid van
de op onvoorstelbare wijze gelijktijdige
eenheid en verscheidenheid.
Agams: Leerboeken over de Tri Moertie (de
heilige drie eenheid).
Aghan: De 10-de maand volgens de
maankalender, periode december/januari.
Agni-hotra: Vuuroffer tijdens een
godsdienstige ceremonie.
Agni-Pradeep: Aanwakkeren van het vuur.
Agni-sthapan: Het aanmaken van vuur middels
gebed bij het vuuroffer.
Aham Brahm Asmie: Ik ben (ook) een deel van
het Goddelijke.
Ahinsa: Het niet gebruiken van geweld;
geweldloosheid.
Akarma: Activiteit die helemaal geen
materiële terugslag met zich
meebrengt.
Akrodh: Leren beheersen en leren omgaan met
boosheid en woede.
Amrita: nectar, overheerlijke drank.
Anekta me Eekta: Eenehid in
verscheidenheid.
Ang sparsh: Het aanraken van de zintuigen en
bidden voor zuiver handelen.
Annaprashna: Voor het eerst eten van granen
(vast voedsel).
Antyesthie: De laatste riten.
Apurusheya: Niet ontsproten vanuit het
menselijke brein.
Aranya: Bos.
Ardhaanginie: De wederhelft (van het
lichaam).
Arghya: Gastwater; water wordt aangereikt om
te drinken.
Arth: Handelen om op eerlijke manier
(financiële) middelen te verkrijgen.
Asadha: De 5-de maand volgens de
maankalender, periode juli/augustus.
Asteya: Niet stelen, nimmer iets toe-eigenen
wat u niet toebehoort.
Ashtmi: De achtste dag volgens de Hindoe
maankalender.
Asvina: De 8-ste maand volgens de
maankalender, periode oktober/november.
Atharva Veda: Een van de vier Veda's.
Atma Shaktie: De spirituele kracht.
Atma(n): De ziel.
Aum: De onvergankelijke oerklank. De naam van
Gods onpersoonlijke aspect.
Avadhi: Een aan het Hindi verwante taal, een
subtaal van het Hindi.
Awaahan: Aanroeping, de godheid wordt
uitgenodigd om bij de ceremonie aanwezig te
zijn.
Awtaar: Incarnatie of manifestatie van
God.
Ayur Veda: Een van de subveda's, het
beschrijft de (preventieve) geneeskunst.
Ayam Atma Brahm: Ik ben niet het lichaam, dat
is sterfelijk, maar Ik ben de Atma
(ziel).
Ayodhya: Koninkrijk van koning Dasrath waar
Shri Raam is verschenen.
Ayodjan: Beweging.
B
Baal: Jeugd.
Baalbrahmacharie: Levenslange celibaat.
Badhaai: Felicitatie.
Bal: Kracht, energie.
Balraam: Zoon van moeder Jashoda, vader Nand
en oudere broer van Shri Krishna.
Banares: Een bedevaart oord in India (de
vroegere Kasi).
Bandhan: Gebonden, vastgemaakt met een
strikje
Barchhekay: De ceremoniële
verloving.
Baudhayana: Indiaas filosoof en geleerde.
Bharat: 1) Een ander naam voor India.
2) Naam van een koning.
Bhadra: De 7-de maand volgens de
maankalender, periode september/oktober.
Bhagwaan: De allerhoogste persoonlijkheid
God.
Bhagwat Gieta (letterlijk: het verheven lied
van God): Een van de belangrijkste en
populaire Hindoe Geschriften waarin de
leerstellingen van God Shri Krishna
aan zijn meest dierbare toegewijde en vriend
Arjun wordt uiteengezet.
Bhajan: Lofliederen om God te eren, te danken
en god te vragen om zegeningen.
Bhakt: Toegewijde, trouwe volgeling.
Bhakti: Devotie, toewijding, verering van
God.
Bhakti-yoga: toegewijde dienst; de weg van
het ontwikkelen van bhakti, liefde voor
God.
Bhakti-unmukhu sukriti: Een vrome activiteit
die iemands sluimerende toewijding,
bhakti aan de Heer geleidelijk aan doet
ontwaken.
Bharat Varsha (letterlijk: het land der
wijsheid): Een andere naam voor India.
Bhatwaan: Een van de rituelen die plaats
vinden voor de huwelijksceremonie.
Bhieshma Pietamah: De achtste en laatste zoon
van Gangamata en koning
Santanu, de guru en beschermer van de
Kaurawa's en Pandawa's.
Bhogonmukhu sukriti: Vrome daden die
materiële rijkdom, materiële
talenten of
een mooi lichaam opleveren.
Bhojpuri: Een van de volkstalen van India die
verwant is aan de Sarnamie Hindi.
Biedj: Zaad (vorm).
Boeddh: De verlichte.
Boeddhie: Verstand, wijsheid; zie ook
Dhi.
Boeddhist: De volgeling van de leer van
Boeddha.
Brahm: God, de schepper van de totale
kosmos
Brahma: 1) Gods expansie als de schepper van
de materiële wereld, een van de
drie aspecten van de Tri- Moertie (Goddelijke
drie eenheid).
Brahma Widya: kennis aangaande de
Oerbron.
Brahmaan: Een van de vier klassen van het
Warna stelsel, iemand die het
priesterambt vervult binnen het
Hindoeïsme.
Brahmachari: Celibatair student.
Brahmacharya: De eerste van de 4 levensfasen,
waarbij een volhardend, beheerst
celibatair leven wordt geleefd.
Brahmajyoti of Brahman: Lichtgloed of aura
van Bhagwaan.
Brahmana's: Een van de Heilige Geschriften,
geschreven voor de getrouwde
mensen door de Rishi's.
Brahmawaadinie: vrouwen die als kenners van
de Veda's en het wezen van God,
godswoord predikten.
C
Chaitra: De 2e maand volgens de maankalender,
periode april/mei.
Chandan: 1) Geel poeder van sandelhout; heeft
een zoete geur.
2) Stip of
streep van sandelhoutpoeder op het
voorhoofd.
Chatursdashi: De veertiende dag van beide
maandhelften.
Chaturthi: De vierde dag van beide
maandhelften.
Chawtaal: Een bepaalde soort liedjes.
Choti: Klein.
Churakarma of Muran: Het kaalscheren van het
hoofd.
D
Dam(o): De kracht om de wil te beheersen.
Darshan: 1) Om jou te zien, zicht.
2)
Filosofie.
Das: Dienaar.
Dasrath: Koning van Ayodhya. In zijn gezin
was Shri Raam verschenen als kind.
Dakshina: Gift, cadeau.
Dahan: Vernietigen, verbranden.
Deep: 1) Lampje, zie ook Diya.
2)
het aanmaken van het licht, de Diya.
Dewkie: Moeder van Krisna.
Dew Awaahan: De ceremonie waarin als eerste
alle energieën worden uitgenodigd
om aanwezig te zijn.
Dewta: Goddelijke manifestaties (half goden)
met speciale door god aan hen
gegeven zegeningen waarmee ze mens, dier,
plant en natuur behulpzaam
moeten zijn.
Dhanur Veda: Een van de subveda's, het
beschrijft de kunst van het boogschieten.
Dhanya Baad: 1) Mijn hartelijke dank.,
bedankt.
Dharam Sandesh: Boodschap omtrent de
Dharma.
Dharma: 1) Plicht, regel, deugd, religie,
gerechtigheid, karakter en kwaliteit.
2) Handelen volgens de regels van
ethiek, moraal en religie.
3) Rechtvaardigheid.
Dhi: Verstand, wijsheid.
Dhoep: Ronddraaien met wierook (rechtsom) als
offerande aan de beeldgedaante
van God.
Dhriti: Standvastigheid, instandhouding.
Dhritrashtra: De blinde koning uit de
Mahabharat die de zonden van zijn zoon
tolereerde.
Diwalie: 1) Een rij van lampjes.
2)
Een feest met lichtjes ter ere van Lakshmi
Mata.
Diya: Een klein aarden lampje.
Djal: Water.
Djal Praseechan: Sprenkelen met water langs
de Hawankund.
Djanam: Geboorte.
Djanamashtmi: Op deze achtste dag (Ashtmi)
volgens de Hindoe maankalender
wordt de verschijning van Heer Krishna op
aarde herdacht.
Djanam Patrie: Horoscoop.
Djanam-mrtyu-jara-vyadhi: Geboorte, ziekte,
ouderdom en dood.
Djanamwaadies: Een groep binnen de Sanatan
Dharma die geloven dat je in een
bepaalde kaste wordt geboren en je hele leven
lang ondanks je kwaliteiten
in die kaste moet blijven leven.
Djanew: Heilig koord.
Dji: 1) Aanspreektitel voor voorname,
gerespecteerde personen.
2) Het woord
ja als bevestiging.
Doerga: 1) Gods vrouw, de lieve moeder, de
manifestatie van Gods energie.
2) De gevangenis van de geestelijke
wereld.
Draupadie: De vrouw van de vijf
Pandawa's.
Durjodhan: De zoon van blinde koning
Dhritrashtra die de Pandawa's alle
rechten
wilde ontnemen.
Dvaita: Dualiteit, tweeledig.
Dwapar Yuga: Het derde tijdperk van de vier
wereldtijdperken, ook wel het koperen
tijdperk genoemd en duurt 864.000 jaar.
E
Ekam: Een.
Ekam Eeuw Adwietiejam Brahman: Het absolute
is één zonder tweede.
Ekam Sat Vipra Bahudha Vadantie: Er is
één Waarheid, en de wijzen
beschrijven haar op verschillende
manieren.
G
Gandharva Veda: Een van de subveda's.
Ganesh: De goddelijke manifestatie van de
wijsheid, de brenger van geluk en de
opruimer van obstakels. Hij is de beschermer
van wetenschappen, de
heilige geschriften en scholing.
Ganga Nahaan of Ganga Snaan: Het nemen van
een bad in de heilige rivier Ganges.
Ganga of Ganges: Een heilige rivier in
India.
Garbhadhaan: Bevruchting, conceptie.
Gauranga: Iemand met stralend (gouden)
lichaam, andere naam voor Bhagwaan.
Gauri: Een andere naam van Paarwatie
Mata.
Gayatrie: De Veda Mata- de moeder van de vier
Veda's.
Ghee: Geklaarde boter; waaruit de
melkeiwitten zijn verwijderd.
Gieta (letterlijk: lied): Verkorte
schrijfwijze van de Bhagwat Gieta, zie ook
Bhagwat Gieta.
Gieta Jayantie: Herdenking van het ontstaan
van de Bhagwat Gieta.
Gieta-upanishad: De titel van een van de
Upanishads.
Gokul: De plaats aan de Yamuna rivier waar
Krishna als kind opgroeide.
Gopijanavallabha: De minnaar van vele
koeherderinnetjes.
Govardhan of Giriraj: De berg die Krishna met
zijn pink omhoog tilde en 7 dagen ang omhoog
hield.
Griha Sanskaar: Huishoudelijke
zuiveringsrituelen.
Grihast: 1) De tweede van de 4 levensfasen,
waarbij het gezinsleven centraal staat.
2) Huwelijksleven.
Guna: 1) Eigenschappen.
2) Hoedanigheden van de
materiele energie.
Guru: Leermeester, leraar en geestelijke
leraar.
Guru Dakshina: Dank, gift aan guru.
Gurukul: School.
Gyaan: Kennis, wijsheid, intelligentie en
inzicht.
H
Hanoemaan: De allergrootste bhakt, toegewijde
van Shri Raam.
Hare: 1) Verdrijver, vernietiger, de
innerlijke liefdesenergie van de Heer.
2) Een ander naam van Shrimati Radharani.
Hare Krishna: 1) O Alaantrekkelijke,
Allerhoogste Heer (Krishna), vernietig de
problemen, zonden en onwetendheid uit mijn
leven.
2) Een manier van groeten zoals "Hallo".
Hari: Een ander naam voor God.
Hari ko bhadje so Hari ka hoi: Richt tot Hari
(God) dan zul je Hem ook vinden.
Harinam: Een processie waarin de toegewijden
de heilige namen van God zingen.
Hawanjagya: Een ceremonie met gebed en een
vuuroffer.
Hawan: Vuuroffer.
Hawankund: Speciale vuurpot waarin het
vuuroffer wordt gedaan.
Hindi: Een van de officiële talen van
India; gesproken door de meeste Hindoes.
Hindoe: De belijder van de Hindoe godsdienst,
het Hindoeïsme.
Hindoe Dharma: De leer van het
Hindoeïsme.
Hindoeïsme: Geloof, wijsgerige
discipline en cultuur uit India. Een van de
grote
wereldgodsdiensten. Het begrip is een
verzamelnaam om een scala van niet
islamitische culturen in India aan te
duiden.
Hindoestan: (letterlijk: het land van de
Hindoes): India
Hiranyakashipu: Demonenkoning die zijn zoon
Bhakt Prahlaad tevergeefs
probeerde te doden.
Holi of Holi Phagwa: Hindoe nieuwjaarsfeest,
een kleurrijk feest waarop afscheid.
wordt genomen van de winter en het slechte
symbolisch wordt overwonnen.
Holika Dahan: Het in brand steken van de
brandstapel waarop Holika met Prahlaad plaats
had genomen.
I
Iccha: Wil, verlangens.
Indra: Een van de namen van het hoofd
(koning) van de Dewta's.
Indriyah: De zintuigen.
Indriyah Niegraha: Het beheersen van de
zintuigen.
Ishta Dew: Familie of gezinsdewta,
persoonlijke God, Zie ook Dewta.
Ishta: persoonlijke voorkeur.
Ishwar: Bestuurder, God.
ISKCON: De internationale gemeenschap voor
Krishna bewustzijn.
Islam: De godsdienst die de Moslims
belijden.
J
Jaatkarma: Zuivering, vragen om
intelligentie.
Jagannaath (letterlijk: heer (Naath) van de
wereld):
1) Een van de benamingen van God, de Heer van
de wereld.
2) Een groot tempelcomplex in de stad Puri in
de deelstaat Orissa van India.Jagad of Jagan:
de totale wereld.
Jagrati: Waakbewustzijn.
Jagya: Een ceremonie met gebed, vuuroffer en
lezing uit de Heilige Geschriften.
Jagyamaan: De persoon bij wie een pandiet
godsdienstige rituelen verricht.
Jagya Widya: Kennis aangaande de
rituelen.
Jagyaankaashinie: Deskundige betreffende de
jagya widya.
Jagyopavita: Omhangen van het offerkoordje om
het beeldgedaante.
Jara: Ouderdom
Jashoda: De moeder van Shri Krishna.
Jayantie: Verjaardag, herdenking.
Jiva: Atman: Het individuele zelf.
Jyaistha: De 4-de maand volgens de
maankalender, periode juni/juli.
Jyoti: licht (gloed).
K
Kaam: Handelen om rechtvaardige verlangens te
kunnen realiseren.
Kaand: Hoofdstuk.
Kala: Tijd.
Kalash: Aarden kruik te gebruiken bij
godsdienstige rituelen.
Kali: Een van de verschijningsvormen, naam
van Doerga Mata.
Kali Yuga: Het vierde tijdperk van de vier
wereldtijdperken, ook wel het ijzeren
tijdperk genoemd en duurt 432.000 jaar. (Is
het huidige tijdperk, een
periode van goddeloosheid, huichelarij en
strijd).
Kalpa: Dag van Brahma.
Kansa: De Demonen koning die door Krishna
werd gedood.
Kan kan me waas karne wala hai: God is in
alles aanwezig.
Kanya: 1) Een jong meisje dat nog ongehuwd en
maagd is.
2) Dochter.
Karmawaadies: Tegenhanger van de
Djanamwaadies. Een groep binnen de
Sanatan
Dharma die niet afkomst of geboorte, maar de
karma en guna als
uitgangspunt nemen voor de indeling in de
vier kasten.
Karma: 1) Handeling, daad.
2) Het bepaald zijn van
iemands lot door de som van zijn daden in
zijn
opeenvolgende levens.
Karmakanda: Een van de paden die men volgt
die beschreven is in de Veda's.
Karnawedh: Doorboren van de oorlellen,
gaatjes worden geprikt in de oren van het
jonge kind.
Kartika: De 9-de maand volgens de
maankalender, periode november/december.
Katha: Lezing, spreken over God.
Kaurawa's: Het geslacht van de blinde koning
Dhritrashtra uit de Mahabharat.
Kawie: Schrijver, dichter.
Kaykeyie: De jongste vrouw van koning
Dasrath, die Raam liet verbannen naar het
bos.
Khier: Rijstebrij.
Khietjarie: Gerecht gemaakt van rijst, erwten
enz.
Kirtan: Gezamenlijk zingen van religieuze
liederen.
Klesha: Belemmeringen, ellende.
Krinvanto Vishvam Aaryam: Creëer een
nobele wereld of vorm de mensheid op Aarde
tot weldenkende, verheven mensen!
Kriya: Activiteit (en).
Krishna: De Allerhoogste Persoonlijkheid God,
Vishnu Bhagwaan.
Kshatrie: Een van de vier klassen van het
Warna stelsel, iemand die behoort tot
de strijderklasse.
Kshama: Vergeving, het schenken van
vergiffenis aan overtreders.
Kund: 1) Een plaats met een klein meertje van
water.
2) Pot, kuil waarin vuuroffer wordt
gedaan.
Kurukshetra: Het slagveld die beschreven is
in de Mahabharat.
Kuvarpan: De jeugd(jaren).
Kuvarpan Utarna: Ceremonie om het jeugd
(celibaat) te beëindigen. Dit is een
onderdeel van de huwelijksceremonie.
L
Laddoe: Balletjes van meel, ghee en
suiker.
Lakshmi: Gemalin van Vishnu Bhagwaan.
Lawa Bhunjayie: Huwelijksrituelen waarbij
padie of maïs wordt gepoft tot
popcorn.
Lota: Een koperen water(pot) container
meestal van koper.
M
Madhwachaarya: Stichter van de Vaishnava
dvaita beweging.
Magha: De 12-de maand volgens de
maankalender, periode februari/maart.
Mahabharat: Een van de klassieke dichtwerken
waarin de grote strijd van de Bharatdynastie
tussen Kaurawa's en Pandawa's wordt
beschreven.
Maha-pralaya: De grote totale
vernietiging.
Maharaadj: (grote) koning; aanspreektitel
voor swami.
Maharishi: Groot heilige.
Maha: Groot, de essentie of kern.
Maha-Vakya's: Kernspreuken.
Mahishasur: Demonenkoning die de Dewta's van
de troon verjoeg en door Doerga Mata werd
gedood.
Mai apna shóók sahanoe bhoetie
prakat karta hoen: Ik betuig mijn innige
leedwezen; ik condoleer U.
Mai aap ko haardiek badhaai deta hoen: Ik
feliciteer U van harte.
Manaw: De totale mensheid, de mens.
Manaw Dharma: Dharma voor de mens.
Mandir: De Hindoe tempel, gebedshuis van de
Hindoes.
Mantra (letterlijk: bevrijden (traya) van de
geest (manas): Met goddelijke kracht
geladen spreuk in de Hindoe godsdienst.
Manu: Voorvader, stamvader.
Manusmritie: Een Heilig Geschrift geschreven
door Manu, wetboek van Manu.
Manvantar: De periode dat een bepaalde Manu
regeert.
Marga: Pad, weg.
Maryada: Ideaal.
Maryada Purushuttam: De ideale verheven
mens.
Mata: Moeder.
May aap ko swagat karta hoen: Ik heet U
welkom.
Maya: illusie, droombeeld.
Mietra: Vriend.
Moekh: Mond.
Moeni: Een heilige geleerde.
Moertie: Beeldgedaante van God of Zijn
manifestatie.
Mohanbhog: Offerspijs gemaakt van meel, melk,
suiker ghee enz.
Moksha: Verlossing, het bereiken van zo'n
hoge staat van devotie die lijdt tot
bevrijding.
Mrityu: De dood.
Mukti: Zie Moksha.
Muran: Zie Churakarma.
N
Naamkaran: De naamgeving.
Naath: De Heer.
Nag: Slang.
Nag Panchami: Festiviteit gewijd aan de
Naga's (slangen).
Nahaan: Het nemen van een bad.
Naivedya: Het aanbieden van offerspijs (fruit
of een volledige maaltijd) aan God.
Namaskaar of Namasté :
(letterlijk: Ik buig mijn hoofd voor U en
betuig mijn
eerbied met alle liefde in mijn hart voor de
Atma (ziel) en Parmatma (God)
in U): Een algemene groet bij de Hindoes.
Namasté: Zie Namaskaar.
Nanak Panthies: Volgelingen van het
Sikhisme.
Nand: De vader van Shri Krishna.
Nandagaon: Het dorp of verblijfplaats van
Nand en Jashoda waar Krishna als kind
opgroeide.
Narad: De naam van de bekende heilige
Rishi.
Narayan: Een der vele namen van Vishnu
Bhagwaan.
Narak: Hel.
Narkasoer: De naam van een demon die door
Shri Krishna is gedood.
Narsingh: De verschijning van Vishnu Bhagwaan
in de gedaante van half mens en
half leeuw.
Nawmie: De negende dag volgens de Hindoe
maankalender.
Nawratri: Festival voor verering van Doerga
Mata gedurende 9 dagen (2 x per jaar).
Nierakaar: Zonder vorm, abstract en
onzichtbaar.
Nierakaarwaad: Monisme of impersonalisme, de
filosofie dat God vormloos,
abstract en onpersoonlijk is en geen
kwaliteiten heeft.
Nierakaarwaadies: Volgelingen van de
Nierakaarwaad filosofie.
Nieskraman: Kennismaking met de natuur en
planeten.
Nirwana: Vrede van de ziel.
Nishkaam: Zonder verlangens of eigen
voordeel.
Nishkaam karma: Het verrichten van de juiste
daden, maar zonder het verlangen
om daarvoor een bepaalde beloning (zegeningen
van God) te moeten
krijgen; Zelfgewilde activiteiten waarbij
alle vruchten van zijn werken afgestaan
worden voor de voldoening van de Heer.
Nitya: Dagelijks.
Nitya Kriya: Dagelijkse activiteiten.
Nivritti-marga: Handelingen die worden
verricht tegen de regels van de Geschriften
voor wereldsgenot.
Nyaay: Logica.
P
Paadya: Het verrichten van de voetwassing met
water.
Paarwatie: Gemalin, echtgenote van Shiva.
Paath: Les, godsdienstige ceremonie; hoorbaar
(gezamenlijk) lezen uit Heilig Boek.
Pai-lagie of Paaw-lagie: (letterlijk: voeten
(pai) aanraken (lagie); Ik raak uw voeten
aan ten teken van mijn respect voor U en
vraag om uw zegen): Een
algemene groet bij de Hindoes.
Pancha: Het getal vijf.
Panchami: De vijfde dag volgens de Hindoe
maankalender.
Panchaamrita (letterlijk: vijf (pancha) en
nectar (amrita): Drank gemaakt van melk,
yoghurt, ghee, honing en suiker.
Pandawa's: De vijf broers uit de Mahabharat
met nobel karakter.
Pandit: geleerde Hindoe, priester.
Pandita: Vrouwelijke priester.
Pandu: Vader van de Pandawa's.
Param: De allerhoogste.
Parda (letterlijk: doek): Afscherming achter
een sluier.
Parikrama: Lopend, biddend een cirkel
beschrijven om een beeld of een tempel.
Parmatma: De Almachtige, de Superziel; het
gelokaliseerde aspect of de Alomtegenwoordige
persoonlijkheid van de Allerhoogste Heer.
Parmeshvara: De Almachtige God.
Patrie: Boek, manuscript.
Pausa: De 11-de maand volgens de
maankalender, periode januari / februari.
Pawietra: Rein, schoon.
Pawietri karan: Ritueel om lichaam en geest
middels gebed en water te reinigen.
Phalguna: De 1-ste maand volgens de
maankalender, periode maart / april.
Pietri: Overleden (voor)ouders.
Pietri Paksha Poedja: Rituelen om de
overleden voorouders te vereren,
gedenken.
Pietri Poedja: Voorouder verering.
Poedja: Gebedsdienst, offer, verering van God
middels ceremonieën.
Poeshpa (letterlijk: bloem): Het bidden met
bloemen en die vervolgens neerzetten voor de
voeten van God.
Poeshpanjali: Bloemen worden voor het beeld
van God neergelegd en dan volgt het
groeten.
Praarthna: Gebed.
Prabhupada (Letterlijk: de lotusvoeten van
God): Geestelijke leraar en stichter van de
beweging voor Krishna bewustzijn
(ISKCON).
Prahlaad: De zoon van de demonenkoning
Hiranyakashipu en een groot toegewijde van
Vishnu Bhagwaan.
Prajanaam Brahm: God is de bron van alle
kennis.
Pralaya: Vernietiging.
Pranaw: De oerklank Aum. De naam van de
onpersoonlijke Brahmajyoti van
Bhagwaan.
Prasaad: Geofferde spijs of
genadevoedsel.
Pravritti Marga: Handelingen die men doet
volgens de richtlijnen van de Heilige
Geschriften over Karmakanda om op de
materiële hemelse planeten te komen.
Prema: Genegenheid, vriendschap, liefde.
Prema-maya-vigrahah: Hij die is opgebouwd uit
liefde; Hij die de belichaming is
van liefde. Een van de vele namen van God,
Bhagwaan.
Premananda: Liefdevolle gelukzaligheid.
Premarasananda: Liefdevolle gelukzalige
relaties.
Prithwi: Aarde
Prithwi Poedja: Verering van moeder
aarde.
Punsawan: Verwekken van een (mannelijk)
kind.
Puraan: (letterlijk: oud): groepsaanduiding
van de geschiedenissen afdeling van de
Heilige Geschriften.
Purnahoeti: Met een afsluitingsmantra wordt
de laatste Ghee en samagrie geofferd in de
Kund (vuuroffer pot).
Purush: De mens (van het mannelijke
geslacht).
Purushaarth: De inspanningen die ieder mens
moet verrichten om het hoogste ideaal te
bereiken waarvoor God ons dit leven heeft
gegeven.
R
Raakhi of raksha-sutra: Beschermkoordje.
Gewijd koord aan de pols gebonden die
bescherming biedt.
Raam: De incarnatie van Vishnu Bhagwaan.
Raam Nawmie: Herdenkingsdag van de incarnatie
van Shri Raam op aarde.
Radja: Koning.
Rajya of Raadj: Koninkrijk, regering.
Raksha Bandhan: Gedenkdag waarbij de zus haar
broer(s) een Raakhi aanbiedt.
Ramayan: Het Heilige Schrift dat verhaalt
over de incarnatie van Vishnu Bhagwaan als
Shri Raam en Sieta en zijn broers Bharat,
Lachman en Shatroeghna.
Ramcharitmanas: De officiële naam van de
Ramayan die geschreven is in het Avadhi door
de heilige Toelsiedaas.
Rasa: (letterlijk: smaak, sap): de "smaak of
gemoedsgesteldheid" in een relatie.
Rashie ké naam: Naam die
correspondeert met het gesternte waaronder
men is geboren.
Raso vai sah: God is de rasa, het plezier, de
vervolmaking waar iedereen naar zoekt.
Rath Yatra (letterlijk: optocht (Yatra) van
karren (Rath)): Groots karren festival die
gevierd wordt over de hele wereld door de
Hindoes.
Rig Veda: Een van de vier Veda's.
Rishi: Een heilige ziener, die tijdens de
meditaties goddelijke visies krijgen.
Rishika: Vrouwelijke Rishi.
Rupa: Gedaante.
S
Saam Veda: Een van de vier Veda's.
Sadyobadhoe: Huisvrouw.
Sagar: Zee.
Sakaam: met verlangens voor een beloning.
Sakaam Karma: Daden die men verricht om te
worden beloond, of er beter van te worden.
Soort handelingen die men zelf prettig vindt;
slechts weinig van de vruchten van deze
activiteiten staat men af aan de eredienst
van de Heer.
Sakaar: Met een vorm, wel zichtbaar.
Sakaarwaad: De filosofie dat God een vorm
heeft.
Sakaarwaad of (Acintya) dvait-advaita-waad:
Dualistisch monisme; God heeft wel een vorm,
persoonlijkheid en kwaliteiten.
Sakaarwaadies: Volgelingen van de Sakaarwaad
filosofie.
Samagrie: Ingrediënten die nodig zijn
bij een vuuroffer.
Samaadhie: Een zodanige vorm van meditatie
waarbij men een directe verbinding kon leggen
met de Paramatman.
Samaawartan: Sanskaar bij voltooiing van de
brahmacharya om het gezinsleven te
beginnen.
Samaadhie: De bevrijde ziel die woont in de
geestelijke wereld.
Samaadj: beweging, samenleving.
Sandesh: 1) Boodschap.
2) Naam van
een zoet gerecht.
Sansaar: De wereld; de schepping.; cyclus van
geboorte, dood en wedergeboorte.
Sanatan: De eeuwige altijd aanwezige nimmer
eindigende.
Sanatan Dharma: Eeuwige, niet aan tijd,
plaats en omstandigheden gebonden Dharma.
Sanatanies: Volgelingen van de Sanatan
Dharma.
Sandhia: Ochtend en avond gebeden.
Sanjay: Verslaggever die aan Dhritrashtra de
ontwikkelingen van het slagveld van
Kurukshetra vertelde.
Sankh: Schelphoorn, meestal wordt dit
gebruikt tijdens poedja of
tempeldiensten.
Sanskaar: (letterlijk: perfecte daad):
Hoogwaardige zuivering en spiritualiserings
rituelen; een soort heilige sacramenten.
Sanskriet: De oudste taal van de wereld en de
taal van de tijdloze Geschriften, de
Veda's.
Sanyaas: 1) De vierde van de 4 levensfasen,
waarbij een onthecht leven wordt geleefd met
dienende taken vooral het prediken.
2) De onthechte orde.
Sapt Pedie: De zeven schreden die het
echtpaar gezamenlijk zet tijdens de
huwelijksceremonie.
Saraswatie: De goddelijke manifestatie van de
kunst en wetenschappen.
Sarnamie: de taal die door Surinaamse Hindoes
wordt gesproken, is verwant aan de Hindi
taal.
Sarveshvara: De Heer van alles en iedereen;
God als schepper van dit universum.
Sarwa: Alle, alles en iedereen.
Sarwa Shaktiemaan: Almachtig.
Sarwa Wyapak: Overal aanwezig.
Sat-Bhaanwar: De 7 ronden die man en vrouw om
het heilige vuur schrijden tijdens de
huwelijksceremonie.
Sat-chit-anand: Eeuwigheid, kennis en
gelukzaligheid.
Satya: De waarheid.
Sati: Weduweverbranding.
Satya Yuga: Het eerste tijdperk van de vier
wereldtijdperken, ook wel het gouden tijdperk
genoemd en duurt 1.728.000 jaar.
Satya Sai Baba: Een heilige die door sommigen
wordt aanbeden als een incarnatie van
God.
Sauch: Reinheid van lichaam en geest.
Sawitrie: Een andere naam voor Gayatrie en
Surya; de bron van het licht van de
kennis.
Sewa: Zorg, verzorging, dienstbaarheid, het
dienen van God en de medemens.
Shaastra: De Heilige Geschriften.
Shastri: Kenner van de Heilige Geschriften,
de Veda's.
Shaktie: Kracht.
Shaktiemaan: Sterk, machtig, Almachtig.
Shaantie: Vrede.
Shaantie-paath: Afsluiting mantra, waarin
gebeden wordt voor vrede op aarde en
de totale schepping.
Shastri: Kenner van de Geschriften.
Shiva: 1) Gods expansie als de
beëindiger, vernietiger van de
materiële wereld.
2)
Eén van de drie aspecten van de Tri-
Moertie (Goddelijke drie eenheid).
Shloka's: Verzen met een bepaalde maat en
bepaald aantal regels (meestal 2 of 4).
Shoedra: Een van de vier klassen van het
Warna stelsel, iemand van de
arbeidersklasse.
Shri: aanspreektitel voor God en voorname
personen.
Shri Madhvacarya: Stichter van de school der
Dvaita theorie.(12 e - 13 e eeuw).
Shrimad Bhagavatam: Een andere naam voor de
Bhagwat Maha Puraan.
Shyamasundara: Een andere naam voor Krishna
Bhagwaan.
Siddhi: Mystieke krachten.
Siemantonnayan: Het "scheiden" van het haar
voor bescherming.
Sieta: Incarnatie van Lakshmi Mata; gemalin
van Shri Raam.
Sikh: De volgelingen van Guru Nanak, die
allemaal de naam Singh gemeen hebben.
Sikhisme: De volgelingen van de Sikh
religie.
Sindhoer: vermiljoen poeder.
Sindhoer-daan: Het aanbrengen van Sindhoer in
de hoofd haar scheiding van de vrouw tijdens
de huwelijksceremonie.
Smrities (letterlijk: herinnering): Een van
de Geschriften van het Hindoeïsme.
Snaan: Het nemen van een bad; water offeren
aan God voor een symbolisch bad.
Soegandh (letterlijk: geur): Het sprenkelen
van rozenwater bij poedja's.
Sravana: De 6-de maand volgens de
maankalender, periode augustus/september.
Srutie (letterlijk: Gehoor, horen): Een van
de Geschriften van het Hindoeïsme.
Openbaringsgeschriften op basis van het
aangehoorde van Shri Narayan tot Brahma.
Sthapatya Veda: Een van de subveda's, deze
beschrijft de wetenschap omtrent de
inrichting van huis, tuin, wijk, stad
enz.
Sthulam: Materieel vlak.
Sukriti: Vrome karma.
Sukshsma: Astrale vlak.
Sunya: Leegte, nul.
Surya: De zon.
Susupti: Diepe slaap, zonder dromen.
Sutra: Beknopte formuleringen.
Svabhaaw: Persoonlijkheid.
Svapna: Dromen.
Swagat: Verwelkomen.
Swagat karna: Ik heet U welkom
Swami:1) Eretitel voor iemand in de 4e
levensfase (sanyaas) bevindt.
2)
Geestelijke, monnik, heer en meester,
eigenaar en baas.
Swami Dayanand: Stichter van de Aarya Samaadj
beweging.
T
Taitreya Upanishad: één van de
Upanishads (Heilig Geschrift).
Tamboel of poengi phal: Paanblad met
kruidnagel geofferd.
Tat: De oerbron, Dat.
Tat twam asie: Ook jij bent een deel van het
Goddelijke.
Tilak Sanskaar: Ondertrouw ceremonie.
Tirtha: Heilige plaats.
Tirtha Snaan: Reinigend bad in een heilige
rivier.
Thali: Een platte bord.
Toelsie: Heilige basilicum plant.(Ocimum
Sanctum).
Toelsiedaas: De meesterdichter, schrijver en
heilige die het Heilige Geschrift
Ramayan schreef in de taal Avadhi (dialect
van de Hindi taal).
Treta Yuga: Het tweede tijdperk van de vier
wereldtijdperken, ook wel het zilveren
tijdperk genoemd en duurt 1.296.000 jaar.
Tri: Drie.
Tri Riens: De drie ere, morele schulden
(rien) die elke mens heeft op deze aarde
tijdens zijn leven.
Tri Moertie of Tri Dew: De Goddelijke drie
eenheid (Brahma, Vishnu en Shiva).
U
Ugrakarma: Buitengewoon slechte
activiteiten.
Upaasana: Gebed, meditatie.
Upanga: Een van de Geschriften van het
Hindoeïsme waarin de verhandelingen over
de schepping; ook wel Darshan of filosofie
genoemd.
Upanishad: Onderdeel van de Vedische
literatuur. Ze geven de filosofie bij de
Veda's.
Upnayan: zie Djanew.
Upveda: Een categorie van de Veda's, ook wel
subveda's genoemd.
Uttam: Verheven.
Uttar: Antwoord of het noorden.
Utarna: Afhalen, weghalen.
V
Vadhu-Pravesh: Het binnenkomen van de bruid
in de heilige ruimte waar de
huwelijksceremonie plaats vindt.
Vaidiek Dharma: De dharma gebaseerd op de
beginselen van de veda's.
Vaishaka: De 3-de maand volgens de
maankalender, periode mei/juni.
Vaishnava: De volgelingen van het
Vaishnavisme.
Vakya: Spreuken, gezegden.
Valmiki: De dichter, schrijver die de Ramayan
in het Sanskriet schreef.
Vanshi: Nageslacht, generatie dynastie.
Varnashram: Indeling van de beroepsbevolking
in diverse kasten op basis van hun kennis,
kwaliteiten en activiteiten.
Vasant Panchami of Basant Panchami:
Festiviteit ter verwelkoming van de lente op
de 5e dag van de maand Magha. Vastra:
Aanbieden van kleding in de vorm van een
stukje ongebleekte katoen of watten God
tijdens een vereringsdienst.
Vasudeva: Krishna Bhagwaan als kind van
moeder Dewkie en Vasudeva.
Vasudhaiva Kutumbakam: De hele wereld is een
grote familie.
Vayu: Wind; God van de wind.
Veda: (letterlijk: weten, kennen, wijsheid):
Verzamelnaam van de Heilige Geschriften van
de Hindoes.
Vedanta (letterlijk: de (eind)conclusie van
de Veda):
1)naam
van één van de Heilige
Geschriften.
2) Beschrijft de einddoelstellingen en
leringen of conclusies van de Veda's.
Vedarambh: Leren van het alfabet, intrede in
het onderwijsproces.
Veda-vakya: Bewijs van het Vedische
woord.
Veena: Een muziekinstrument.
Vidhi: Handboek voor rituelen en het
dagelijkse leven.
Vikarma: Activiteiten verboden in de
Veda.
Virat: Groot, onmetelijk.
Virat Rupa: De universele kosmische
gedaante.
Vishnu: 1) Gods expansie als de instandhouder
van de materiële wereld.
2)
Eén van de drie aspecten van de Tri
Moertie (Goddelijke drie eenheid).
Vrath: 1) De vasten.
2)
Eed.
Vrindavan: De plaats in Mathura waar Krishna
met de koeherders en hun vrouwen
de jeugd doorbracht.
Vritti: Een impressie die we opdoen in ons
dagelijks leven via onze zintuigen.
Vyaas Moeni: De heilige Vyaas.
Vyadhi: Ziekte, ellende van het
grofstoffelijke lichaam.
W
Waakdaan: Het geven van het woord.
Waanprast: De derde van de 4 levensfasen,
waarin men begint zich terug te trekken van
het gezinsleven.
Waishya: Een van de vier klassen van het
Warna stelsel, iemand van de handelsklasse,
kooplieden.
Warna: Het kaste stelsel (principes van
sociaal economische ordening), een
rangschikking van mensen in de 4 klassen van
de maatschappij namelijk de Brahmanen,
Kshatries, Waishya's en Shoedra's.
Wasiestha: De Guru van koning Dasrath en Shri
Raam.
Widyarambh of Vedarambh: Leren van het
alfabet, intrede in het onderwijsproces.
Widya: Verwerven van intellectuele
kennis.
Wieshwamietra (letterlijk: de vriend (Mietra)
van de wereld (Wieshwa): De Rishi die
Raam en Lachman naar de uitnodiging van
koning Janak meenam.
Wieshwa: Wereld.
Wiwaah: De huwelijksceremonie.
Wiwekanand: Filosoof, grondlegger van de
Ramakrishna mission.
Wyahrities: De doordrenking van de totale
schepping door het goddelijke. De woorden
bhur-bhuvah-swaha van de Gayatrie mantra
heten de Wyahrities.
Wyapak: Aanwezig, present.
Y
Yagyawalkya: Beroemde ziener, zeer geschoold
in de Vedische kennis.
Yajur Veda: Een van de vier Veda's.
Yamraadj: Bewaker en heerser het
dodenrijk.
Yamuna: De meest heilige rivier in India.
Yoga (letterlijk: verbinden): Oefeningen en
meditaties om lichaam en geest te
vergeestelijken door toewijding aan God.
Yogamaya: Een andere naam van Doerga, die de
werkelijkheid verandert in illusie en de
bewoners van Vrindavan in de spirituele
wereld laat vergeten dat
Bhagwaan God is zodat ze in zuivere liefde
zonder schroom met God kunnen omgaan.
Yudhiesthier: De oudste broer van de vijf
Pandawa's ook wel Dharmaraj genoemd.
Yuga: tijdperk.
15
jaar Hindoe basisschool Shri
Saraswatie